TIEN BELANGRIJKSTE INDICATOREN OM EEN CLIËNT DOOR TE VERWIJZEN NAAR EEN PROFESSIONAL IN DE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG

Wanneer moet een cliënt worden doorverwezen naar een psycholoog? Wat zijn de belangrijkste aanwijzingen en richtlijnen om rekening mee te houden? Psychotherapie is een voorbehouden handeling en de meeste coaches weten hoe belangrijk het is om zich aan de wet te houden. Is het altijd gemakkelijk om de grens tussen coaching en psychotherapie te trekken?

TIEN BELANGRIJKSTE INDICATOREN OM EEN CLIËNT DOOR TE VERWIJZEN NAAR EEN PROFESSIONAL IN DE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG

1. Uw cliënt vertoont een afname in het vermogen om plezier te voelen en/of een toename in verdriet, wanhoop en machteloosheid.

  • Als coach merkt u misschien dat uw cliënt niet zo optimistisch is als gewoonlijk
  • Hij/zij kan veel vaker praten over hoe vreselijk het leven/de wereld is en dat daar niets aan te doen is.
  • De cliënt kan opmerkingen maken als “Wat heeft het voor zin?” of “Wat levert het op?”.
  • Gesprekken over leuke dingen komen minder vaak voor.
  • Hij/zij kan stoppen met dingen te doen die hij/zij graag doet (bijvoorbeeld naar de bioscoop gaan, vrienden bezoeken, deelnemen aan of sportwedstrijden bijwonen).
  • De cliënt begint te praten over zijn onvermogen om iets te doen waarmee hij zijn dromen of verlangens kan verwezenlijken.

 

2. Uw cliënt heeft opdringerige gedachten, kan zich niet concentreren of focussen

  • Als coach merkt u misschien dat uw cliënt zich niet kan concentreren op zijn doelen of op
  • het lopende gesprek.
  • De cliënt is niet in staat zijn actieplannen af te ronden en weet niet wat hem daarvan weerhoudt
  • Tijdens het gesprek merkt u dat uw cliënt begint te praten over onaangename situaties/ervaringen die hem of zijn doelen betreffen.
  • Klanten vertellen u dat er op ongelegen momenten of wanneer ze aan andere dingen denken of bezig zijn, onaangename gedachten in hun hoofd opkomen. Ze lijken deze gedachten niet op afstand te kunnen houden.
  • Uw cliënt vertelt u over terugkerende angstaanjagende dromen die hij voorheen niet had.
  • Uw cliënt meldt dat er talloze gedachten in zijn hoofd opkomen en dat hij ze niet kan afremmen.

 

3. Uw cliënt kan niet in slaap vallen of wordt 's nachts wakker en kan niet meer in slaap komen, of slaapt juist te veel.

  • Uw cliënt komt vermoeid en uitgeput naar zijn coachingsessies.
  • Uw cliënt begint te praten over zijn/haar moeilijkheden om in slaap te vallen of over het feit dat hij/zij gewoon de hele tijd wil slapen.
  • Uw cliënt kan u vertellen dat hij/zij in slaap valt, vervolgens wakker wordt en niet meer in slaap kan komen.
  • Uw cliënt vertelt u dat hij/zij overdag dutjes doet, wat hij/zij voorheen nooit deed.
  • Uw cliënt meldt dat hij/zij op een ongepast moment of op een ongepaste plaats in slaap is gevallen.

 

4. Uw cliënt vertoont eetstoornissen: verminderde of verhoogde eetlust.

  • Uw cliënt meldt dat hij/zij geen honger heeft en gewoonweg niet wil eten.
  • Uw cliënt geeft aan dat hij/zij de hele tijd eet, meestal snoep of ‘junkfood’,
  • of hij/zij nu honger heeft of niet.
  • Uw cliënt zegt dat hij/zij geen plezier meer beleeft aan eten, terwijl hij/zij dat vroeger wel deed.
  • Uw cliënt geeft aan dat hij/zij niet meer eet met familie of vrienden, terwijl hij/zij dat vroeger wel deed.

 

5. Uw cliënt voelt zich schuldig omdat anderen hebben geleden of zijn overleden.

  • Uw cliënt geeft aan zich schuldig te voelen omdat hij/zij nog leeft of niet gewond is geraakt.
  • Uw cliënt zegt dat hij/zij niet begrijpt waarom hij/zij nog steeds hier is/leeft, terwijl anderen hebben moeten lijden/sterven.
  • Uw cliënt wil zijn/haar doelen niet nastreven omdat hij/zij het leven dat hij/zij heeft gekozen niet verdient, vooral omdat anderen hebben moeten lijden/sterven.
  • Uw cliënt twijfelt aan zijn/haar recht op een bevredigend leven/carrière gezien alles wat er is gebeurd.
  • Uw cliënt geeft aan dat hij/zij vindt dat hij/zij geen bevredigend leven verdient.

 

6. Uw cliënt voelt zich wanhopig of hoopvol.

  • Volgens uw cliënt gaat er niets goed in het leven.
  • Uw cliënt komt niet naar bepaalde sessies of zegt dat hij/zij wil stoppen met coaching omdat het leven niet de moeite waard is of omdat hij/zij het niet verdient om te krijgen wat hij/zij wil.
  • Uw cliënt heeft buitensporig negatieve gedachten
  • Uw cliënt zegt dat hij/zij geen verschil kan maken of zegt dat wat hij/zij ook doet, het toch niets uitmaakt.
  • Uw cliënt heeft een houding van 'wat heeft het voor zin?

 

7. Uw cliënt is hyperalert en/of overmatig vermoeid

  • Uw cliënt geeft aan dat hij/zij niet kan ontspannen.
  • Uw cliënt zegt dat hij/zij bij het minste geluid schrikt.
  • Uw cliënt geeft aan dat hij/zij het gevoel heeft altijd op zijn/haar hoede te moeten zijn.
  • Uw cliënt zegt dat hij/zij luistert naar het kleinste geluid dat afwijkt van het normale.
  • Uw cliënt geeft aan dat hij/zij geen energie heeft.
  • Uw cliënt zegt dat hij/zij zijn/haar gebruikelijke activiteiten niet kan uitvoeren vanwege grote vermoeidheid.
  • Uw cliënt zegt dat hij/zij veel te veel energie nodig heeft om dingen te doen die hij/zij in het verleden normaal deed.

 

8. Uw cliënt vertoont meer prikkelbaarheid of woede-uitbarstingen.

  • Uw cliënt wordt steeds agressiever of opstandiger tegenover u of anderen.
  • Uw cliënt zegt dat iedereen of alles hem/haar irriteert.
  • Uw cliënt begint opmerkingen te maken als ‘iedereen is ongelukkig, alles is ongelukkig’.
  • Uw cliënt meldt dat andere mensen in zijn leven hem vertellen hoe boos hij wordt.
  • Uw cliënt zegt dat hij ruzie heeft gehad met mensen.
  • Uw cliënt zegt dat hij zo van streek is dat hij niet weet wat hij met zichzelf aan moet.
  • Uw cliënt geeft aan dat hij zich voelt als een ‘snelkookpan’ of dat hij ‘op het punt staat te ontploffen’.
  • Uw cliënt vertelt u dat hij steeds vaker dingen wil doen of doet die hemzelf of anderen schade kunnen berokkenen (voorbeelden: met zijn vuist door een raam willen slaan; iemand willen slaan; iemand/iets met zijn auto willen omverrijden).

 

9. Uw cliënt gedraagt zich impulsief en neemt meer risico's

  • Uw cliënt zegt dingen te doen, zoals aankopen, zonder na te denken over de gevolgen van zijn gedrag.
  • Uw cliënt vertelt u dat er iets in hem opkwam en dat hij het ging doen zonder na te denken over het resultaat.
  • Uw cliënt zegt dat hij vaker dingen doet die schadelijk kunnen zijn voor hemzelf of voor anderen (voorbeelden: toename van ongepast seksueel gedrag; toename van alcohol-/drugsgebruik; besluit om zeer snel te trouwen nadat hij iemand heeft ontmoet).
  •  

10. Uw cliënt denkt aan de dood en/of zelfmoord.

  • Uw cliënt begint veel over de dood te praten, niet alleen over de angst om te sterven.
  • Uw cliënt suggereert dat sterven goed voor hem zou zijn.
  • Uw cliënt maakt opmerkingen zoals dat het goed voor hem zou zijn om nu te sterven.
  • Uw cliënt raakt gefascineerd door de dood.
  • Uw cliënt praat over manieren om te sterven.
  • Uw cliënt praat over naar een betere plek gaan en hoe geweldig dat zou zijn, en lijkt door deze gedachte in vervoering te zijn.
  • Uw cliënt vertelt u dat hij weet hoe hij zelfmoord zou plegen als hij dat zou willen/de kans zou krijgen.

Max Meulemans

Deze website maakt gebruik van cookies

We gebruiken cookies om een goede werking van de website te garanderen, u kunt onze juridische informatie en ons privacybeleid lezen voor meer informatie.

Cookies accepteren Cookies beheren